Afgelopen week kwamen de drie onafhankelijke deskundigen, die door minister Dijsselbloem zijn aangesteld om een herstelkader te ontwerpen, met een eerste persbericht. Daarin kondigen zij hun eerste wapenfeit aan: het uitstel van de verjaringstermijn voor derivatenklachten.
Rust
De verjaringstermijn is een belangrijk fenomeen bij rentederivaten-problemen. Veel renteswaps zijn namelijk in 2007-2008 afgesloten en als niet op tijd door klanten wordt geklaagd, dan kunnen banken een beroep doen op verjaring. En kan de klacht van de klant rechtstreeks naar de prullenbak. We hebben met het KCR daarom twee jaar geleden al bij banken, toezichthouder en politiek gepleit voor een moratorium. Op die manier kan namelijk rust worden gecreëerd om te komen tot goede oplossingen, zonder dat klanten zich onder druk gezet voelen. Dat is namelijk nog steeds een veelgehoord probleem.
Nu hebben de onafhankelijke deskundigen (de derivatencommissie) de banken bereid gevonden om de verjaringstermijn van zaken die tussen 1 maart 2016 en 30 september 2016 zouden verjaren, te verlengen. Dat lijkt in eerste instantie een genereus gebaar. Maar het tegendeel is waar.
2014
De reikwijdte van deze verlenging is namelijk wel heel erg beperkt. Immers, klanten die hebben vertrouwd op een correcte herbeoordeling en bijbehorende compensatie, zoals reeds in 2014 afgedwongen door de AFM, kunnen op deze manier bedrogen uitkomen. Als hun zaak, volgens de bank, tussen 2014 en 29 februari 2016 zou verjaren, schieten zij niets op met deze verlenging. Deze ondernemers, die hebben vertrouwd in een goede gang van zaken, namelijk een bank die de criteria van herbeoordelingen correct naleeft en een toezichthouder die daar kordaat op toeziet, kunnen nu alsnog verjaring voor de voeten krijgen geworpen. Terwijl het juist de banken zijn die volgens AFM sinds 2014 herhaaldelijk onvoldoende invulling hebben gegeven aan het uitvoeren van herbeoordelingen.
De derivatencommissie kan moeilijk eisen van de banken dat die verlenging ook betrekking zou moeten hebben op de periode van vóór 1 maart 2016, omdat de derivatencommissie pas sinds 1 maart door de minister is geïnstalleerd. Daar is dus weinig over te zeggen. Maar het was in ieder geval een eerste positief gebaar geweest van de banken als ze zélf hadden besloten om ook voor die eerdere periode (in ieder geval sinds 2014) de verjaring uit te stellen. Er is niets of niemand die de banken daarin tegenhoudt, anders dan het eigenbelang van de banken.
Vertrouwen
Meer principieel wil ik stellen dat het goed zou zijn als banken zich überhaupt niet beroepen op verjaring. Het is inmiddels duidelijk geworden dat de opstelling van banken in dit dossier, zowel destijds bij de advisering als nu bij de herbeoordelingen, onjuist en onvolledig is geweest. Daar past een houding bij die gebaseerd is op een bepaalde mate van coulance. De minimalistische insteek van banken bij dit uitstel van verjaring wekt daarom (opnieuw) weinig vertrouwen in een goede verdere afwikkeling, althans in een oprechte houding van banken om de problemen van MKB’ers, semi-publieke instellingen en particulieren op te lossen. En juist dat vertrouwen moet de basis zijn voor het herstelkader, dat de derivatencommissie in juni gaat presenteren. Want de banken hebben nog steeds niet blind gecommitteerd aan het uitvoeren van het herstelkader van de derivatencommissie, ongeacht de inhoud van het herstelkader. De kans dat er straks een goed herstelkader wordt gepresenteerd door de derivatencommissie dat vervolgens door de banken niet (geheel) wordt geaccepteerd, is nadrukkelijk aanwezig. En gezien de opstelling van de banken bij het uitstel voor verjaring, belooft dat weinig goeds.